Met een versierde kar met rode kleden lopen mijn collega en ik door de binnenstraat van Polderburen. De muziek van de herkenbare trouwwals schalt door de ruimte. De ruim 80 rode rozen met kaartjes zien er feestelijk uit en ook wij hebben ons gekleed in het rood.
Het is Valentijnsdag en we brengen een groet aan alle bewoners van ons huis.
“Voor mij bestaat liefde uit 2 delen”, zegt een bewoner als we ons boekje uitdelen met de tekst van het gedicht en het liefdesliedje, “nu ik hier ben mis ik mijn andere helft, ik ben hier alleen zonder mijn vrouw”.
Dat liefde herinneringen oproept, verhalen losmaakt, ontroert en tranen geeft, is al snel duidelijk. “Het zijn gelukstranen hoor”, zegt een dame en ze vertelt over de liefde van haar leven: “na zijn dood heb ik nooit meer een ander gehad, daar had ik geen behoefte aan; de liefde verdwijnt niet moet je weten, die gaat een leven lang mee”.
Ik steek een kaars aan voor de mensen van wie we houden; sommige bewoners noemen hardop de naam aan wie ze op dat moment denken. Mijn collega leest een gedicht voor van Toon Hermans, “Als de liefde niet bestond” en er wordt meegelezen en instemmend geknikt. We nemen de tijd om naar de verhalen, of flarden van herinneringen te luisteren. Soms wordt er niet veel gezegd, maar zie je aan de glunderende ogen dat er iets is van herkenning. Een bewoner die altijd wandelt door onze binnenstraat en zichzelf weinig rust gunt, komt naast mij zitten. Hij straalt en heeft tegelijkertijd vochtige ogen. Ik overhandig hem de roos en hij zit er stil naar te kijken.
Op iedere woning spelen zich prachtige taferelen af; een bewoonster die aanvankelijk niets wil weten van “al dat gedoe”, draait zich na 5 minuten om in haar rolstoel en luistert mee naar het liedje van Paul de Leeuw “Ik heb je lief”, terwijl een andere bewoner de tekst op luide toon meezingt. Natuurlijk wordt niet door iedereen ons Valentijngebaar gewaardeerd: “Ga weg, ik wil dit niet, het is alleen maar commerciële onzin”.
Voordat we weer vertrekken laten we gepassioneerde tangomuziek horen. Een man die nog goed ter been is staat op en neemt ons mee de ‘dansvloer’ op.
Bij de laatste woning waar we langs gaan, ben ik net op tijd om de roos te geven aan een bewoner die afscheid neemt van zijn vrouw. Ik fluister hem toe dat het een bijzondere dag is vandaag en dat hij de roos aan zijn vrouw mee kan geven. Zijn blik zal ik niet snel vergeten.
Hij zwaait bij het raam naar zijn vrouw en is bang dat zij met de roos in haar hand zal uitglijden op de glibberige weg: “Voorzichtig hoor”, roept hij haar na. Een medebewoner ziet hem staan en zegt wijzend naar de man bij het raam: “Liefde?, moet je kijken, dat is pas echte liefde!”
Judith van de Kreeke
Geestelijk verzorger